Add parallel Print Page Options

55 Een leerzaam gedicht van David voor de koordirigent. Te begeleiden door een snaarinstrument.

O God, luister naar mijn gebed.
Wend U niet van mij af als ik tot U smeek.
Geef mij aandacht en geef mij antwoord,
ik zwerf rusteloos rond, kreunend in mijn ellende.
Dat komt allemaal door het rumoer van de vijand,
doordat de ongelovige mij kwelt.
Zij storten mij in het ongeluk
en vallen mij woedend aan.
Mijn hart begeeft het bijna,
doodsangst overvalt mij.
Angst en beven zijn mijn deel
en de schrik verlamt mij.
Had ik maar vleugels als een duif,
dan vloog ik weg
en zocht elders een plek om te wonen.
Dan zou ik ver weg vliegen
en in de woestijn overnachten.
Ik zou snel een plaats vinden
die mij tegen de rukwinden
en stormen beschut.
10 Breng hen in de war, Here,
geef dat zij elkaar niet meer verstaan.
Want er is alleen nog maar
geweld en ruzie in de stad.
11 Dag en nacht dwalen zij
door de stad en over haar muren.
Er is veel ongeluk en moeite waar te nemen.
12 Er is onheil in de stad,
op pleinen en in straten,
overal is terreur en bedrog.
13 Mijn tegenstander die mij belaagt,
is geen vijand van buitenaf,
dat zou ik nog wel kunnen verdragen.
Het is niet iemand die mij altijd al haatte,
die nu tegen mij opstaat,
want dan zou ik nog wel
een schuilplaats weten te vinden.
14 Maar het is een goede vriend,
iemand als ik
die ik altijd heb vertrouwd.
15 Wij gingen zo vertrouwelijk met elkaar om,
samen gingen we met alle feestgangers
naar Gods huis.
16 Hij heeft de dood verdiend,
laat hem levend het dodenrijk in gaan.
Hij woont te midden van slechtheid,
zijn innerlijk is er vol van.
17 Maar ik weet wat ik moet doen:
ik roep naar God,
de Here zal mij bevrijden.
18 ʼs Morgens, ʼs middags en ʼs avonds
bid en smeek ik,
ik stort mijn hart voor Hem uit.
Hij luistert naar mij.
19 Hij bevrijdt mijn ziel
en geeft mij vrede,
ondanks de strijd die om mij heen woedt.
Velen keren zich tegen mij.
20 God, de Allerhoogste,
zit op de troon en luistert naar mij.
Hij zal mijn tegenstanders vernietigen,
al die mensen die van God niet willen weten
en Hem niet willen kennen.
21 De tegenstander valt de mensen aan
met wie hij eerder vrede sloot,
hij komt zijn afspraken niet na.
22 Zijn woorden zijn glad en vriendelijk,
maar in zijn hart gloeit de wraak.
Zijn uitspraken strelen het gehoor,
maar in feite zijn het getrokken zwaarden.
23 Breng al uw moeilijkheden bij de Here.
Hij zorgt altijd voor u.
Hij zal nooit toelaten dat een volgeling van Hem
struikelt of valt.
24 O God, ik weet
dat U uw tegenstanders zult vernietigen,
allen die uit zijn op bloedvergieten en bedriegen.
Zij zullen niet oud worden.
Maar ik stel heel mijn vertrouwen op U.

Psalm 55

Voor de leider van het koor. Begeleiden op een snaarinstrument. Een lied van David, om iets van te leren.

God, luister alstublieft naar mijn gebed.
Doe niet alsof U mij niet hoort.
Luister alstublieft naar me en geef me antwoord.
Ik schreeuw het uit tot U.
Mijn vijanden bedreigen me.
Mensen die zich niets van U aantrekken,
brengen me in gevaar.
Ze willen me kwaad doen omdat ze me haten.
Mijn hart krimpt in elkaar in mijn binnenste.
Ik ben doodsbang.
Ik beef van angst.
Ik sta helemaal te trillen.
Had ik maar vleugels als een duif.
Dan zou ik wegvliegen naar een veilig plekje.
Ik zou heel ver wegvliegen
en in de woestijn gaan wonen.
Ik zou snel een veilige plaats zoeken,
een schuilplaats tegen de storm.
10 Breng hen in verwarring, Heer!
Zorg dat ze ruzie met elkaar krijgen.
Want door hen is er geweld in de stad.
11 Dag en nacht zaaien ze onrust binnen de muren.
Ze veroorzaken alleen maar ellende.
12 Overal zijn misdadigers.
Op het plein heersen leugen en bedrog.

13 Het is geen vijand die mij beledigt.
Dát zou ik nog kunnen verdragen.
Het is niet iemand die mij altijd al haatte,
die mij nu bedreigt.
Voor hem zou ik me verbergen.
14 Nee, het is mijn vriend,
de man die ik vertrouwde.
15 We trokken met elkaar op.
Samen vierden we feest in Gods heiligdom.
16 Zulke vrienden mogen van mij doodvallen,
levend naar het dodenrijk gaan!
Want ze zijn door en door slecht.

17 Maar ik roep mijn God om hulp.
Hij zal me redden.
18 Van de vroege ochtend tot de late avond kreun ik het uit tot Hem.
Hij zal naar me luisteren.
19 Hij zal me redden en in veiligheid brengen,
hoeveel vijanden er ook zijn.
20 God die heerst vanaf het begin van de tijd,
zal mij horen en hen vernederen.
Want ze willen God niet gaan dienen.
Ze willen geen ontzag voor Hem hebben.
21 Hij die mij nu aanvalt, was mijn vriend.
Hij verbreekt onze vriendschap.
22 Zijn woorden zijn zo zoet als honing,
maar zijn hart is zo bitter als gal.
Zijn woorden klinken vriendelijk,
maar ze steken als getrokken zwaarden!

23 Geef al je zorgen aan de Heer.
Hij zal voor je zorgen.
Hij laat zijn vrienden nooit in de steek.
Hij zorgt ervoor dat ze nooit zullen vallen.
24 Maar zijn vijanden jaagt Hij de dood in.
Moordenaars en bedriegers doodt Hij,
nog vóór de helft van hun leven.
Maar ik vertrouw op U.

Psalm 55[a]

For the director of music. With stringed instruments. A maskil[b] of David.

Listen to my prayer, O God,
    do not ignore my plea;(A)
    hear me and answer me.(B)
My thoughts trouble me and I am distraught(C)
    because of what my enemy is saying,
    because of the threats of the wicked;
for they bring down suffering on me(D)
    and assail(E) me in their anger.(F)

My heart is in anguish(G) within me;
    the terrors(H) of death have fallen on me.
Fear and trembling(I) have beset me;
    horror(J) has overwhelmed me.
I said, “Oh, that I had the wings of a dove!
    I would fly away and be at rest.
I would flee far away
    and stay in the desert;[c](K)
I would hurry to my place of shelter,(L)
    far from the tempest and storm.(M)

Lord, confuse the wicked, confound their words,(N)
    for I see violence and strife(O) in the city.(P)
10 Day and night they prowl(Q) about on its walls;
    malice and abuse are within it.
11 Destructive forces(R) are at work in the city;
    threats and lies(S) never leave its streets.

12 If an enemy were insulting me,
    I could endure it;
if a foe were rising against me,
    I could hide.
13 But it is you, a man like myself,
    my companion, my close friend,(T)
14 with whom I once enjoyed sweet fellowship(U)
    at the house of God,(V)
as we walked about
    among the worshipers.

15 Let death take my enemies by surprise;(W)
    let them go down alive to the realm of the dead,(X)
    for evil finds lodging among them.

16 As for me, I call to God,
    and the Lord saves me.
17 Evening,(Y) morning(Z) and noon(AA)
    I cry out in distress,
    and he hears my voice.
18 He rescues me unharmed
    from the battle waged against me,
    even though many oppose me.
19 God, who is enthroned from of old,(AB)
    who does not change—
he will hear(AC) them and humble them,
    because they have no fear of God.(AD)

20 My companion attacks his friends;(AE)
    he violates his covenant.(AF)
21 His talk is smooth as butter,(AG)
    yet war is in his heart;
his words are more soothing than oil,(AH)
    yet they are drawn swords.(AI)

22 Cast your cares on the Lord
    and he will sustain you;(AJ)
he will never let
    the righteous be shaken.(AK)
23 But you, God, will bring down the wicked
    into the pit(AL) of decay;
the bloodthirsty and deceitful(AM)
    will not live out half their days.(AN)

But as for me, I trust in you.(AO)

Footnotes

  1. Psalm 55:1 In Hebrew texts 55:1-23 is numbered 55:2-24.
  2. Psalm 55:1 Title: Probably a literary or musical term
  3. Psalm 55:7 The Hebrew has Selah (a word of uncertain meaning) here and in the middle of verse 19.